Tijdens een logeerpartij heb ik een gesprek met mijn neefje en nichtje over erfelijkheid. Ik leg uit dat we dezelfde genen hebben omdat we familie zijn. En dat we daarom op elkaar lijken. Mijn nichtje van 10 kijkt bedenkelijk en zegt dan: 'Hoe kan ik nou jouw genen hebben? Ik kom toch niet uit jouw buik?' Daar geef ik haar helemaal gelijk in en ik verduidelijk dat ze inderdaad niet mijn genen heeft maar dat we wel allebei via haar oma genen gekregen hebben. Ik vind het opeens jammer dat ze mijn genen niet heeft. Anderhalf jaar later ben ik op bezoek en wil ze me iets laten zien op haar kamer. Ze waarschuwt me dat die echt heel rommelig is. Ik zeg dat ik dat niet erg vind en dat mijn kamer vroeger ook altijd vreselijk rommelig was. We lopen naar boven en als ze de deur naar haar kamer opent zie ik dat de vloer bezaaid is met een bonte verzameling aan spullen. Ik zeg dat mijn kamer er vroeger precies zo uitzag. Terwijl ze langs me de kamer inloopt zegt ze terloops: “Dat heb ik dan vast van jou”. Ondanks de biologie voel ik me toch trots.
0 Comments
Leave a Reply. |
Beluister enkele van mijn blogs ook als audioblog op mijn podcast.
|