Ik maak nooit iets mee. Behalve toen iemand me vertelde dat iedereen twee keer doodgaat. Je eerste dood is als je fysieke lichaam sterft. Je tweede dood is de laatste keer dat iemand je naam noemt. Ik vond dat een hele mooie gedachte. Op die manier kan ik dus nog wat betekenen voor mijn overleden dierbaren; mijn moeder natuurlijk, maar ook mijn opa’s en oma’s en mijn ooms. Zolang ik aan ze denk en hun namen noem, zijn ze er nog een beetje. Ik bedacht welke overledenen nog lang niet aan hun tweede dood toe zijn: Nelson Mandela, Emily Dickinson, Vincent van Gogh, Jezus Christus – alhoewel die laatste natuurlijk weer uit zijn eerste dood is opgestaan en hoe dat dan precies werkt weet ik niet. Maar ook Hitler, Stalin en Franco zijn nog lang niet voor de tweede maal gestorven. En hoeveel mensen zouden er geweest zijn wiens naam na hun dood nooit meer werd genoemd. Ontelbare slaven en vagebonden waar wellicht nooit meer iemand naar heeft omgekeken en die nauwelijks bewijs van hun bestaan op aarde hebben achtergelaten. En wanneer zal eigenlijk mijn eigen naam voor het laatst genoemd worden? Ik heb tenminste nog twee boeken geschreven. Maar ja, hoelang blijven mensen die lezen? Kinderen heb ik ook al niet. Maar niet te vroeg de moed verliezen, hou ik mezelf voor, wie weet vind ik nog een manier om mezelf onsterfelijk te maken. Misschien is het ook wel belangrijker hóe mensen aan je terugdenken bij het noemen van je naam. Het lijkt me fijn als het een beetje positief is, alhoewel ze me na mijn dood echt niet opeens allemaal aardig hoeven te vinden. ‘Ze was een beetje raar’ of ‘Ik begreep haar nooit helemaal’, daar kan ik best mee leven na mijn dood. ‘Ze schreef mooi’, ‘Ze was een vrouw van betekenis’, ‘Ze heeft me geraakt’, daar hoop ik op. En nu nog even een gedicht. Het is van Neeltje Maria Min en ik heb het gekozen omdat het gaat over het belang van het noemen van je naam. En omdat het me ontroert. mijn moeder is mijn naam vergeten mijn kind weet nog niet hoe ik heet. hoe moet ik mij geborgen weten? noem mij, bevestig mijn bestaan, laat mijn naam zijn als een keten. noem mij, noem mij, spreek mij aan, o noem mij bij mijn diepste naam. voor wie ik liefheb, wil ik heten. Dit verhaal is een imitatio van de verhalen van Guus Middag uit zijn boek 'Ik maak nooit iets mee'. Deze verhalen beginnen alle volgens een vaste formule: 'Ik maak nooit iets mee. Maar...'. Ze eindigen ook volgens een vaste zinswending: 'En nu nog even een gedicht...'. Ik schreef dit verhaal als opdracht voor een cursus die ik volgde bij de Schrijfschool.
0 Comments
Leave a Reply. |
Beluister enkele van mijn blogs ook als audioblog op mijn podcast.
|